Zoals ik al had aangekondigd in een nieuwsbrief heb ik dit voorjaar de broedvogels op de Piccardthof geteld. Zo’n telling is volgens mij voor het laatst gedaan in 2004 door Kees Borrius, dus het was er de hoogste tijd voor. Niet alleen omdat het goed is om iets meer te kunnen zeggen over vogels behalve dat ze er zijn, maar het is ook interessant om te zien of er grote verschillen zijn tussen beide jaren. Om een ’trend’ te vinden ligt er te veel tijd tussen beide tellingen, toch probeer ik, in combinatie met landelijke gegevens, iets over de resultaten te zeggen. Ik ben van plan om de komende jaren regelmatiger een telling te doen om daarmee beter onderbouwde conclusies te kunnen trekken.
Dank!
Omdat ik natuurlijk niet in de tuinen mocht rondstruinen heb ik in mijn aankondiging jullie, de leden, gevraagd om me te tippen over broedgevallen in je tuin. Daar hebben meerdere mensen op gereageerd, waarvoor dank! Door jullie is de telling een stuk completer geworden.
Over de telmethodes
Beide tellingen zijn gedaan volgens de territoriumkarteringmethode. Zangvogels geven in de broedtijd over het algemeen hun territorium aan door middel van hun zang of balts. Als je in die periode regelmatig door je telgebied loopt en steeds rond dezelfde plek bepaalde vogels hoort zingen, dan kan je ervan uitgaan dat daar gebroed wordt. Helaas geldt dat niet voor alle zangvogels, zo zingen bijvoorbeeld groenlingen en boomkruipers ook ver van hun nest. Toch weet je dat ze er broeden omdat je ze steeds hoort, dus op basis daarvan kan je toch iets concluderen. Natuurlijk is deze methode niet waterdicht. Voor 100% zekerheid zou je alle nesten moeten opsporen, maar dat is heel erg arbeidsintensief en kan ook tot verstoring leiden. Vandaar dat broedvogeltellingen van zangvogels meestal via hun zang gaan.
Kees heeft in 2004 3 keer (in april en mei) een ronde gelopen en op basis van de verzamelde gegevens de aantallen bepaald. Voor een officiële telling gaat men uit van minimaal 10 telrondes, verspreid over maart, april, mei en juni, dus de uitkomsten zijn waarschijnlijk minder precies dan had gekund. Ze geven echter wel een beeld van hoe de vogelstand toen was ten opzichte van nu. Kees heeft de telling met de hand uitgewerkt, op papier.
SOVON en BMP
Ik heb mij voor de telling aangemeld bij het Broedvogel Monitoring Project van SOVON, een landelijke vereniging voor onderzoek naar vogels. Mijn telgegevens heb ik ingevoerd in Avimap, een computerprogramma dat alle gegevens van alle tellers op dezelfde gestandaardiseerde manier verwerkt.
In het afgelopen voorjaar heb ik tussen 9 maart en 29 juni 15 keer een ronde gemaakt over Piccardthof. Bijna altijd bij het krieken van de dag (dwz een uur voor zonsopgang tot een paar uur erna) en een paar keer ’s avonds rond zonsondergang. Iedere keer gaf ik aan welke vogel waar zong. Al deze gegevens heeft Avimap verzameld en uitgewerkt, per soort een kaartje met daarop aangegeven de vermoedelijke territoria. Mocht je daarin geïnteresseerd zijn dan kan je me vragen om die gegevens op te sturen (mail via tuincommissie@piccardthof.nl).
Lijst van 2004 en van 2025
Om het wat overzichtelijker te maken heb ik van beide tellingen de soortenlijst met totalen naast elkaar gezet, zie hieronder.
| 2004 Totalen van de broedvogeltelling door Kees Borrius | 2025 Totalen van de broedvogeltelling door Ingrid Vroom | |
| Redelijk stabiel gebleven | ||
| Goudvink | 5 | 6 |
| Groenling | 7-10 | 11 |
| Koolmees | 22-27 | 29 |
| Staartmees | 1-3 | 1 |
| Boomkruiper | 0-1 | 3 |
| Tuinfluiter | 1-2 | 2 |
| Ekster | 2-3 | 1 |
| Spreeuw | 1-2 | 1 |
| Zwarte Kraai | 1-3 | 1 |
| Vlaamse Gaai | 2-4 | 2 |
| Braamsluiper | 2-4 | 1 |
| Bonte Vliegenvanger | 2 | 2 |
| Zanglijster | 18-24 | 23 |
| Merel | 41-48 | 51 |
| Tjiftjaf | 23-25 | 22 |
| Wilde Eend | 3-5 | 4 |
| Meerkoet | 1 | 2 |
| Fors toegenomen | ||
| Vink | 4-7 | 27 |
| Zwartkop | 7-9 | 38 |
| Roodborst | 3 | 38 |
| Houtduif | 8-12 | 41 |
| Afgenomen | ||
| Fitis | 3-6 | 1 |
| Heggenmus | 18-19 | 12 |
| Winterkoning | 29-35 | 21 |
| Niet aangetroffen in 2025 | ||
| Ransuil | 1-2 | – |
| Witte Kwikstaart | 1-2 | – |
| Gekraagde Roodstaart | 3-6 | – |
| Grote Lijster | 1-2 | – |
| Huismus | – | – |
| Turkse Tortel | 5-7 | – |
| Kneu | 0-1 | – |
| Goudhaantje | 1-2 | – |
| Sijs | 0-3 | – |
| Nieuw voor 2025 | ||
| Knobbelzwaan | – | 1 |
| Waterhoen | – | 3 |
| Groene Specht | – | 1 |
| Grote Bonte Specht | – | 3 |
| Spotvogel | – | 1 |
| Grauwe Vliegenvanger | – | 3 |
| Putter | – | 2 |
Verklaring van grote verschillen, + en –
Zoals je ziet is er een enorme toename van Vink, Zwartkop, Roodborst en Houtduif, terwijl Fitis, Heggenmus en Winterkoning zijn afgenomen. Er zijn soorten verdwenen, maar ook juist bijgekomen. Omdat ik me afvroeg hoe dit zat heb ik SOVON geraadpleegd, op hun site vind je uitgebreide informatie over alle in Nederland voorkomende vogels.
Over de Vink vind ik:
De Vink is een van de talrijkste broedvogels van Nederland. In het algemeen geldt: hoe meer oude bomen, hoe meer Vinken. De dichtheid is dan ook het hoogst in de bosrijke gebieden op de hoge gronden. Door toegenomen aanplant van bos en bomen vestigde hij zich echter ook in de lagere delen van het land, soms in substantiële aantallen zoals in de bossen in Flevoland. In stedelijk gebied ontbreekt de Vink vrijwel nooit in parken en groene wijken. De sterke landelijke toename in het laatste kwart van de twintigste eeuw vlakte af rond de eeuwwisseling: vrijwel alle beschikbare broedhabitat is nu bezet.
Over de Zwartkop:
De meeste Zwartkoppen broeden op de hoge gronden, met name in gevarieerde bossen met een hoog aandeel loofhout. Het voorkomen in de open delen van West- en Noord-Nederland is van betrekkelijk recente datum, na 1975. Het werd mogelijk gemaakt door toegenomen beplanting, waaronder in stedelijke uitbreidingsgebieden. Ook elders is deze soort, die vroeger als kensoort van zwaar loofhout werd gezien, tegenwoordig een normale broedvogel in parken en grote oude tuinen. De landelijke broedpopulatie nam de afgelopen tientallen jaren continu toe. De Zwartkop is tegenwoordig een van onze meest algemene broedvogels en komt overal voor waar hoge bomen staan.
Over de Roodborst:
Roodborsten ontbreken alleen in boomarme landschappen. De dichtheden zijn het hoogst in bossen met een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag. In dennenbossen met weinig ondergroei zijn de dichtheden veel lager, net als in agrarisch cultuurland en dichtbebouwd stedelijk gebied. De soort breidde zich sinds ongeveer 1975 uit in het westen en noorden van het land dankzij aanplant van bosjes in voorheen zeer open landschappen. De landelijke aantallen blijven, met de nodig schommelingen, groeien. Ze vertonen inzinkingen na strenge winters zoals midden jaren tachtig en negentig. Hiervan herstelt de populatie vlot.
Over de Houtduif:
Houtduiven ontbreken alleen in de meest boomloze landschappen. De dichtheden zijn het hoogst in kleinschalig agrarisch cultuurland en stedelijk gebied. In grote bosgebieden is de Houtduif vaak schaars. Sinds ongeveer 1975 namen de aantallen in bossen en soms ook cultuurland op de zandgronden af. Vermindering van voedselaanbod, onder andere door de omschakeling van graanteelt op maïsverbouw, was de vermoedelijk belangrijkste factor. Tegelijkertijd namen de aantallen in stedelijk gebied sterk toe. De soort is hier tegenwoordig een van de talrijkste broedvogels. Hij is de Turkse Tortel, die stedelijk gebied eerder koloniseerde, in veel gebieden voorbijgestreefd.
Over de Fitis:
De hoogste dichtheid aan Fitissen is te vinden in de duinen, heidevelden en hoogveengebieden met opslag en jonge bosaanplant. In open boerenland en in stedelijk gebied is de dichtheid laag. De landelijke verspreiding is al enkele decennia ongewijzigd. De landelijke aantallen nemen echter af. Dit heeft deels van doen met veranderingen in het beheer van bossen (minder grootschalige kaalkap gevolgd door herplant) en natuurgebieden (verwijdering opslag in duinen en heide). Droogte in de Sahel heeft effect op de winteroverleving.
Over de Heggenmus:
Landelijke indexen wijzen op een afname van de Heggenmus met ongeveer 15% sinds begin jaren negentig, met stabiliserende aantallen in de recente twaalf jaren. De trends variëren echter tussen regio’s en leefgebieden. Het sterkst is de achteruitgang in stedelijk gebied, met maar liefst 40% sinds 1990. Zoomen we binnen stedelijk gebied in op de trends per provincie, dan zijn de afnames in de afgelopen twaalf jaren het sterkst in Overijssel, Drenthe, Flevoland, Gelderland en Noord-Brabant. De Heggenmus staat niet alleen met zijn afname in stedelijk gebied. Hetzelfde geldt voor de meeste struikbroeders, zoals Merel, Zanglijster en Winterkoning.Als reden voor de afname van Heggenmussen noemt SOVON de verstening van tuinen en het weghalen van heggen.
Over de Winterkoning:
De Winterkoning toont in alle provincies een toename of een stabiele trend, zowel op korte als lange termijn. Winterkoningen profiteren van verruiging van moerassen, van struweelvorming in de duinen en van ‘verbraming’ van bossen in Laag-Nederland. In tegenstelling tot de overwegend positieve landelijke en provinciale trends vertoont de trend van de Winterkoning een matige afname binnen de bebouwde kom. Het netter maken van steden en verstening van tuinen spelen de soort duidelijk parten. Als struikgewas verdwijnt, verdwijnt ook de Winterkoning.
Waar zou de afname van Heggenmus en Winterkoning op de Piccardthof door veroorzaakt worden? Van verstening is geen sprake. Wel stonden in 2004 meer huisjes leeg en waren er daardoor meer verwilderde tuinen dan nu. Dus waarschijnlijk is er ook bij ons sprake van ‘vernetting’.
Verdwenen broedvogels
Voor bijna alle verdwenen soorten geldt dat ze landelijk ook afnemen in meer of mindere mate en door verschillende redenen. Alleen Kneu en Sijs nemen iets toe. Voor de Kneu geldt dat die niet vaak in tuinen broedt maar voorkeur heeft voor opener landschap zoals ruige akkers of duinen. De Sijs houdt van naaldbomen, waarvan er op de Piccardthof in 2004 aanzienlijk meer waren dan nu.
Dat de Gekraagde Roodstaart niet is aangetroffen klopt niet met het landelijke beeld, want in veel gebieden neemt hij juist toe. De Roodstaart is een holenbroeder en is dus voor een groot deel afhankelijk van nestkasten. Volgens SOVON kan daar het probleem zitten: doordat hij pas begin mei terugkomt zijn alle nestkasten al bezet door vroegere broeders zoals kool- en pimpelmezen. Je helpt hem dus door een paar nestkastjes dicht te laten tot begin mei.
Nieuwe broedvogels
Voor de meeste nieuwe soorten op de lijst geldt dat ze ook landelijk toe zijn genomen door allerlei redenen. Alleen de Grauwe Vliegenvanger doet het landelijk niet zo goed terwijl er bij ons 3 paartjes gebroed hebben. Mogelijke oorzaken kunnen zijn dat onze bomen volwassener worden (ze zitten graag in hogere bomen) en dat er voldoende insecten te vinden zijn. Ook de Grote Bonte Specht profiteert van oudere bomen, maar ook van dode waarin hij een nestholte kan hakken, vooral berken zijn geliefd.
Stabiele broedvogels
In deze groep vallen natuurlijk de grote aantallen Koolmezen, Zanglijsters, Merels en Tjiftjaffen op. Ook landelijk zijn dit zeer algemene vogels, maar met betrekking tot de Piccardthof valt er wel iets over te zeggen.
Koolmezen zijn afhankelijk van holtes en nestkastjes en ze zijn wat brutaler dan Pimpelmezen. In veel tuintjes hangen nestkasten en die waren vaak bezet.
De Tjiftjaf houdt van hogere bomen met veel struweel eronder en van nattige omstandigheden. Bij ons is dat allemaal volop te vinden.
Zanglijsters houden van bossen en parkachtig landschap en natuurlijk van huisjesslakken, maar ook naaktslakken lusten ze rauw.
Merels zijn echte tuinbewoners en kunnen bij ons makkelijk aan hun kostje komen: vooral wormen, pissebedden en ook naaktslakken. Merels, maar ook Zanglijsters, hebben tussen 2017 en 2020 veel last gehad van een virus waardoor hun aantallen landelijk enorm afnamen. Op de Piccardthof zijn ze gelukkig weer helemaal terug en kunnen we maandenlang genieten van hun prachtige zang.
Broedsucces
Tussen ei en uitgevlogen jonge vogel kan een hoop misgaan, er zijn veel kapers op de kust: gaai, ekster, zwarte kraai, sperwer, havik, eekhoorn, steenmarter en niet te vergeten alle loslopende katten (‘invasieve exoten’). Allemaal lusten ze wel een ei of een jong vogeltje. Toch heb ik in juni en juli vaak pas-uitgevlogen vogeltjes door mijn tuin zien struinen, maar daarmee kan ik natuurlijk niet iets over het broedsucces zeggen. Met een broedvogeltelling weet je nog niks over de aantallen grootgeworden jongen.
Conclusies
Ondanks het grote gat tussen 2004 en 2025 kan ik toch wel enkele conclusies trekken over de vogelstand op ons complex.
- Allereerst: ons groene en gevarieerde tuinencomplex is veel vogelrijker dan de gemiddelde stadstuin.
- Over het algemeen zie je dat landelijke tendensen ook voor Piccardthof gelden.
- In twintig jaar tijd is het (loof)bomenbestand volwassener geworden wat voor sommige vogels aantrekkelijk is (o.a. Boomkruiper, Vink, Grote Bonte Specht, Grauwe Vliegenvanger).
- Ook zijn veel conifeerachtige bomen verdwenen door stormen of kap, waardoor daarvan afhankelijke vogels afgenomen zijn (o.a. Staartmees, Sijs, Ransuil, Goudhaantje).
- Er zijn nu meer tuinen in gebruik dan destijds waardoor er sprake is van ‘vernetting’. Voor sommige vogels is daardoor minder ruimte (o.a. Winterkoning, Heggenmus).
Het kan nóg beter!
Als natuurrijk tuinierster met vogelaarshart kan ik het niet laten om wat puntjes aan te dragen waarmee je je tuin en Piccardthof nóg aantrekkelijker kunt maken voor vogels:
- Zorg voor voldoende voedsel in je tuin, liefst jaarrond. Plant struiken en bomen die bloeien (trekt insecten aan) en bessen of noten dragen. Laat zaadhoudende planten in de winter staan voor de zaadeters, hou je grond bedekt voor de insecteneters. Laat een dode boom staan of zet hier en daar boomstronken neer, daar gaan allerlei beestjes in wonen die weer voedsel zijn voor bijvoorbeeld spechten.
- Zorg voor voldoende dekking in je tuin. Plant behalve bomen ook lage begroeiing waar vogels tussendoor kunnen scharrelen en nesten in kunnen bouwen. Zet liever een heg neer in plaats van een schutting.
- Maak een vijvertje zodat vogels, en andere dieren, komen drinken en badderen.
- Hang allerlei nestkasten op. Hou een paar dicht tot begin mei, dan kunnen de late terugkomers ook een plekje vinden.
- Een rommelige tuin is voor vogels, en alle andere dieren, interessanter dan een nette!
- Qua beheer van ons park pleit ik voor het behoud van grote, volgroeide loofbomen en coniferen. Ik stel voor om hier en daar een tuin op te geven en zo natuurrijke oases van rust te creëren.
Behalve bovenstaande puntjes kan je nog veel meer doen om je tuin en ons Piccardthof vogel- en natuurvriendelijker te maken. Onder andere op de site van het AVVN is hierover veel te vinden.
Ingrid Vroom